door Jan D. Swart
Sven Mijnans behoort tot de beau monde van het Kasteel. Hij is nog zonder tattoos en spreekt met twee woorden.
Sparta heeft hem deze zomer als de gesmeerde bliksem vastgelegd tot 2024, want hij heeft verder een lang rank lichaam en een exquise balvaardigheid. Rob Jacobs, oud-trainer van Feyenoord en Sparta, zegt dat het water z’n mond uit loopt als hij kijkt naar de traptechniek van Mijnans.
Op zijn positie bij Sparta – op 7 – denken kenners dat Sven Mijnans (21) kan uitgroeien naar het niveau Berghuis. Aankomende doelpunten en assists moeten die prognose bewijzen. Afgelopen zondag tegen Fortuna gaf hij er overigens een voorproefje van.
Toch is het gekke: hij speelt zelf het liefst op 10.
‘’Maar daar hou ik lekker mijn mond over, want tegen u gezegd: ik ben geweldig tevreden. Dat was ik vorig seizoen al. Ik heb dertig keer meegespeeld. Niet gek toch voor iemand van toen 19 . En nu is mijn target: een niet te missen speler voor Sparta worden, en zoveel mogelijk 90 minuten spelen. Ik weet ook dat ik het kan. Elke wedstrijd word ik ervarener. Dat voel je. Het zelfvertrouwen groeit. De trainer wil een volwassen rol van me, niet meer die van een debutant. Hij zegt: leer de boel op sleeptouw te nemen. Maar daarnaast moeten de assists en doelpunten mijn rendement worden. Ik weet voor welke opgave ik sta.’’
Zou dat op 10 nog beter gaan?
‘’Zou kunnen. Maakt me echt niet uit. Ik besef dat ze me op de positie van nu nodig hebben en die kans heb ik met beide handen gepakt en tegen u gezegd: die laat ik niet meer los. Voor geen goud. Dus ik ga ook niet zeuren. Past ook niet bij me. Maar klopt, ik heb in de jeugd altijd op 10 gespeeld, maar ook op 8. Het voordeel daarvan is dat ik meer met mijn gezicht naar de goal van de tegenstander aan de bal kom. Dan hoef je vaak ook minder de bal naar achteren te spelen, en ik weet dat het publiek daar niet op zit te wachten. Op 10 kan ik m’n loopvermogen kwijt en kom je meer dan op de andere posities in een situatie van één op één. Ik heb altijd op 10 gespeeld, en veel meters gemaakt, zowel in de jeugd bij Spijkenisse als in dat ene jaartje bij ADO. Maar nogmaals: u vraagt er naar, zelf zou ik er niet eens over zijn begonnen. Ik vind het prima zo. Ik ben dik tevreden.’’
Afgelopen zaterdag werd je toch weer gewisseld.
‘’Ja, maar dat was mijn eigen schuld. Ik begon minder aan de tweede helft. Te ongeconcentreerd. Die fout maken we collectief trouwens allemaal vaak: slecht aan die tweede helft beginnen. Gaat me niet vaak meer gebeuren, let maar op.’’
Zou ADO inmiddels spijt hebben dat ze je hebben laten gaan?
‘’Geen idee. Boeit me ook niet erg, eerlijk gezegd. Ik ben er één seizoen geweest en had het niet naar m’n zin. Ik denk dat dat ook de crux is geweest. Elke dag stond dat busje bij mijn school, en hup die schooltas erin, en dan ook die voetbaltas erbij, die ik ’s morgens al naar school had meegenomen. Elke dag hetzelfde ritueel. Onderweg nog een paar jongens oppikken, onder wie Joshua Zirkzee die in Waterland in Spijkenisse woonde, en negen van de tien keer viel ik in slaap. Op de terugweg tien van de tien keer. Nee, het was geen leuk jaar. De trainingen waren prima, maar in de wedstrijden kon ik mijn ei niet kwijt. Eigenlijk was ik blij dat het voorbij was. Ik was toen 16. Bij Spijkenisse had ik m’n vrienden. Het voelde als thuiskomen. Een jaar later stond ik in het eerste.’’
Meestal worden voetballers tegenwoordig al gescout als ze 6 à 7 jaar zijn. Op belachelijk jonge leeftijd trouwens.
‘’Dat heb ik niet meegemaakt. Wel toen ik om en nabij de 15 was. Dan zeiden ze: Feyenoord en Sparta staan te kijken. En dan voel je je wel gestreeld ja, logisch toch. Maar ik speelde te laag. Ik scoorde vier keer in één wedstrijd. Over een heel seizoen een gemiddelde van twee. Daar kwamen ze op af. Maar er is nooit een club geweest die toehapte. ADO was de eerste en enige. Pas toen ik terug was, en op 17-jarige leeftijd debuteerde in het eerste van Spijkenisse, kwam Sparta. Overigens toen ook als enige. Ik zie die Sparta-scout nog wekelijks. Een man met grijs haar, maar als u mij zijn naam vraagt, zou ik het niet weten. Daar zou ik eigenlijk eens in moeten verdiepen, ook in de geschiedenis van Sparta. Ik ga altijd keurig in de houding staan bij de Sparta Marsch, want ik ben netjes opgevoed, en ik vind het echt een geweldig muziekstuk, maar vraag me niet naar namen van legendarische Spartanen. Daar moet ik nog es een studie van maken.’’