Oppositiepartijen in de Tweede Kamer hebben met verbazing en ook verontwaardiging gereageerd op het besluit om voor 150 miljoen euro het schilderij De Vaandeldrager van Rembrandt aan te schaffen. Dat het kabinet een dergelijk bedrag uittrekt voor een enkel kunstwerk terwijl de hele kunstsector kampt met tekorten door de coronacrisis, wekt irritatie bij partijen.

PVV-leider Geert Wilders vindt dat het bedrag naar de zorg moet gaan. "Welke D66-gek verzint zoiets?", schrijft hij verwijzend naar D66-minister Ingrid van Engelshoven. De linkse oppositie wil dat er ook 150 miljoen euro gaat naar de "culturele en creatieve sector". Die zijn volgens GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld "zeer hard geraakt" door de gevolgen van de coronacrisis. "Straks hebben we wél een Rembrandt, maar geen culturele en creatieve sector meer", schrijft ze op Twitter. Haar voorstel voor meer geld krijgt steun van de SP, PvdA, Partij voor de Dieren en BIJ1.

Peter Kwint, Kamerlid voor de SP, schrijft niet tegen de aankoop te zijn. "Maar je hebt als kabinet - en zeker als cultuurminister - de dure plicht om dan in het heden ook voor de sector te gaan staan."

Ook het Groninger Museum laat desgevraagd weten eenzelfde bedrag te willen zien als investering in de culturele sector. Museum Panorama Mesdag in Den Haag vindt de aankoop "een lastige". "Het schuurt, juist omdat musea nu aan het infuus liggen en de overheid aan dit schilderij wel zo’n bedrag uitgeeft."

CDA-Kamerlid Lucille Werner begrijpt dat "het voor mensen wrang kan voelen om in deze tijd zo'n uitgave te doen voor een schilderij". Wel vindt ze het "goed dat Nederland deze unieke kans grijpt". Volgens Werner is het belangrijk dat "we bijzondere schilderijen als De Vaandeldrager niet aan het buitenland verliezen en in Nederlandse handen houden".