Theatermakers en -gezelschappen kunnen in regio’s waar relatief weinig corona is, experimenteren om te komen tot slimme versoepelingen in het toegangsbeleid en nieuwe manieren om geld te verdienen. Dat zegt de Raad voor Cultuur in een advies aan cultuurminister Ingrid van Engelshoven. Ook de veiligheidsregio's moeten bij de experimenten worden betrokken.
De raad wijst erop dat de regels voor de omvang van samenkomsten in theaters in andere Europese landen al minder streng zijn. "Daar kunnen meer mensen tegelijk een voorstelling bekijken, mits het publiek bijvoorbeeld mondkapjes draagt en makers wekelijks getest worden", aldus de raad.
Zo kunnen de theatermakers en -aanbieders ook meer verdienen en dat is broodnodig: "Wanneer Nederlandse theaters, filmhuizen en andere cultuurlocaties 50-60 procent zaalbezetting realiseren, kunnen ze net de kosten voor voorstellingen eruit halen. Nu draaien zij forse verliezen, omdat de zalen maximaal 25 procent gevuld mogen worden." Daarbij komt meer publiek ook ten goede aan de 'artistieke ervaring' van alle betrokkenen
De raad zegt verder dat het extra steunpakket van de regering voor de sector niet alleen naar gesubsidieerde instellingen moet gaan, maar ook naar de makers, freelancers en vrije producenten. De organisatie is wel blij met het extra geld, maar vraagt aandacht voor "de groeiende kloof tussen gesubsidieerde en ongesubsidieerde cultuur".
"Steun moet meer ten goede komen aan ongesubsidieerde producenten, musea en lokale instellingen, die samen het overgrote deel van de sector vormen. Samenwerking met stedelijke cultuurregio’s en provincies, met rijkscultuurfondsen en de gezamenlijke private fondsen is cruciaal om een gezond cultureel ecosysteem te behouden", houdt het adviesorgaan de bewindsvrouw voor.
De sector toont zich in deze crisis "wendbaar, maar is nog niet weerbaar".
Door: ANP