We hebben maandagavond allemaal de beelden van een waar slagveld gezien op de Beijerlandselaan op Rotterdam-Zuid. Vernielingen, branden, plunderingen en geweld richting de politie; het kwam allemaal aan bod. Ik woon zelf om de hoek van de Beijerlandselaan en heb een deel van deze apotheose voorbij zien razen. Het verbaasde mij allerminst en ik zal u vertellen waarom.
Als je opgroeit in Bloemhof speel je er buiten, maak je er vrienden, en zie je ook redelijk snel welke invloedssferen er op jongeren afkomen. Immers, ik stond ertussen en heb deze invloedssferen ook ervaren. Politici struikelen over elkaar heen met redeneringen waar het probleem rondom deze “jongeren” zou zitten. Verveling, kwetsbaarheid, institutioneel racisme, het passeert allemaal de revue. Als iemand die midden in deze groep is opgegroeid, irriteer ik mij hier mateloos aan. Zij weten blijkbaar voor geen meter wat er speelt in die koppies.
Het probleem ontstaat op straat, wanneer deze “jongeren” tussen de 10 en 14 jaar zijn. Jongeren van 10 jaar kijken op naar jongeren van 12 jaar, jongeren van 12 jaar kijken op naar die van 14 jaar en op deze manier krijg je een vicieuze cirkel die nimmer eindigt. Hierdoor sijpelt het gedrag van een 18-jarige als het ware langzaam door naar 12-jarigen. Zie het als een top-down proces. Een tekenend voorbeeld in Rotterdam zijn de vele nieuwsberichten van 14-jarige jochies die met keukenmessen en machetes rondlopen alsof het een plastic ‘Star Wars lightsaber’ is. Een ‘Shank op heup’ wordt dat in straatjargon genoemd.
Het logische gevolg van dit alles is dat deze “jongeren” elkaar naar beneden trekken, rechtstreeks de trechter van mislukking in. Fout en crimineel gedrag wordt verheerlijkt en je afzetten tegen de maatschappij is de norm om erbij te mogen horen. Hiermee creëren zij hun eigen cultuur; de tuigcultuur. Deze tuigcultuur loopt parallel met onze samenleving; ze vormen hun eigen samenleving.
Veel mensen vragen zich af waar de ouders in dit hele verhaal zijn. Ik kan u vertellen: die zijn nergens. Wat ik veel in mijn jeugd heb gezien, is een bepaald patroon. Het begint met het leven zuur maken van deze ouders. Problemen op school, vechtpartijen, ruitjes ingooien en meer van dit soort relatief kleine incidenten. Vervolgens – wanneer zij dieper in dat tuigcultuur zitten – zien zij hun vrienden als een substituut voor hun ouders. ‘Familie? Mijn matties op straat zijn mijn familie!’ Het gevolg: de ouders worden uitgescholden en/of geslagen, waardoor deze ouders direct of indirect niets meer met deze kinderen te maken willen hebben. Zij trekken hun handen ervan af, zodat de spreekwoordelijke pleuris niet meer uitbreekt in huis.
Dan blijft er nog één vraag kleven. Wat kunnen we hieraan doen? Er zijn meerdere routes, kijkend vanuit de voorkant (wanneer het nog niet te laat is) tot wanneer het eigenlijk al te laat is. Ten eerste is trots en reputatie – streetcred in jargon – een grote zwakte. We moeten als samenleving kijken naar hoe wij individuen in deze tuigcultuur maximaal kunnen raken. Gewoon: te kakken zetten. Dat is een repressieve methode.
Een andere methode is beginnen bij de wortel. Als je deze “jongeren” voor hun twaalfde of veertiende niet van straat kan halen, dan is het een gelopen race. Buurtwerkers en jongerencoaches moeten dus prioriteren en focussen op de allerjongsten op straat. De laatste methode is eigenlijk geen methode, maar is gericht op de ouders. Het is de taak en morele plicht van een ouder om je kinderen in de gaten te houden. Met wie “spelen” zij? Hoe laat komen zij thuis? Kinderen hebben regels nodig!
Ik kan jullie vertellen dat bij mijn moeder de zweep erover ging als ik om 20:30 uur niet thuis was. Veel moeders op Rotterdam-Zuid kunnen nog een voorbeeld nemen aan haar, misschien wil ze het hen nog uitleggen ook!