Er is thans een bijzonder pittige strijd gaande bij de rechtbank over behoud van zeven platanen nabij Rotterdam Centraal. Gemeente Rotterdam versus Bomenridders.
De Bomenridders willen de platanen behouden, voor hun part mogen ze op de Veluwe komen te staan. Gelukkig zijn er in deze wereld bomenridders. Die gaan door het vuur voor de intrinsieke waarde van bomen. En zeker als die het bombardement hebben doorstaan, zoals de zeven stamgasten aan het Delftseplein.
Met dat soort weeïge motieven moet je bij Rotterdamse bestuurders niet aankomen. Die willen de platanen kappen. Daarna kan de grond worden opgeleverd voor een nieuw gebouw. De BV Rotterdam moet vooruit, maar dat kan niet met natuur als sta-in-de-weg. Dus moet de kettingzaag erin. Monumentale bomen? Das war einmal.
De Rotterdammers die bouwwethouder Bas Kurvers met zijn woontorens binnensleept, moeten natuurlijk wel kunnen ontspannen. Dat deed je voorheen bij uitstek in de stadsparken, die ons in coronatijd hebben gered van cabin fever met een schier eindeloze reeks Zoomgesprekken. Maar we vergeten snel. Groene buitenruimte moet weer geëxploiteerd. In plaats van weelderige bloemenperken en leuke kronkelpaadjes worden onze parken festival-proof gemaakt. De natuur als decorstuk voor het snelle geluk; groen wordt klatergoud. Zo plachten we dat in Rotterdam te doen.
De festivalisering van de Rotterdamse parken lukt alleen niet zo goed. Of ja, toch wel. Er zijn volop festivals maar niet zonder schade aan het groen. Dat bleek wel weer eerder deze maand, nadat het Toffler Festival met destructieve orkaankracht door het Roel Langerakpark in Blijdorp raasde. ’t Gazon is naar de knoppen en de wandelaar of hondenbezitter heeft het nakijken. De hond trouwens ook. Dit weekend was het ook weer raak in het Vroesenpark. Wethouder vindt het best.
En dit terwijl er verwachtingen waren gewekt. “Zonder biodiversiteit geen leven”, ik hoor het ze op het stadhuis nóg zeggen. Met de ‘Uitvoeringsagenda biodiversiteit’ zou het in de openbare ruimte van Rotterdam opeens he-le-maal anders gaan. Klinkt natuurlijk goed. Ook hol, blijkt nu. Hoeveel is zo’n proclamatie waard als de gemeente rücksichtslos bomen wil kappen met een enorme natuurwaarde, midden in een urban jungle van glas, staal en beton?
Eerst de loftrompet, daarna de sloophamer. Volg jij het nog? Het stadsbestuur houdt er ten aanzien van de stadsnatuur een bijzonder curieuze houding op na. Blijkbaar is het stedelijk groen van onschatbare waarde. En daarmee waardeloos.
Want bomen en parken kennen geen plek in de financiële plaatjes van de gemeente. Balanspost nul. Maar dat zou niet hoeven zijn. Het Rotterdamse groen is een schatkist, je moet het alleen willen zien. Bomen bieden schaduwwerking, waterberging, geluidsdemping, luchtzuivering, kortom: woongenot. Er zijn geen huizen zo duur als in de buurt van parken. Voor de gemeente betekent dit WOZ-waarde, dus kassa! De adviestak van KPMG becijferde daarnaast al jaren geleden dat tien procent meer groen in de wijk leidt tot een jaarlijkse besparing van €400 miljoen op zorgkosten. Economische argumenten, als je het intrinsieke belang van natuur níet wilt zien.
Zo kan ik nog wel even doorgaan. Politiek is keuzes maken. Maar ik hoef niks tegen elkaar af te wegen. Zonder natuur zijn wij verweesd, ontheemd. En arm als een kerkrat. Waardenloos.
Tot slot nog even terug naar de platanen nabij het treinstation in hartje Rotterdam, inzet van juridische twist. De platanen moeten plaatsmaken voor Tree House, een gebouw met heel veel hout. Wrang, maar wát een symboliek. Sommigen in deze stad zien houtopstand liever dood dan levend.