Folders

Terug in de tijd met Ramses, Liselore en Liesbeth

3 April 2021, 20:00 uur
Columns
mainImage

Met terugwerkende kracht bekeek ik de liefdevolle afscheidsdocumentaire die de dochter van Liesbeth List over haar moeder maakte. Elisah voelde zich uiterst ongelukkig bij de sobere uitvaart die de Grande Dame van het chanson in corona-tijd ten deel was gevallen; Liesbeth verdiende meer. En dat vond niet alleen dochterlief, maar heel veel mensen en gelukkig ook de publieke omroep. ‘Het slotapplaus voor mijn moeder’ werd - een jaar na het overlijden van La List - een aandoenlijk en warm eerbetoon.

Het werd voor mij ook een sentimentele reis terug in de tijd. In de hoogtijdagen van Shaffy Chantant - de tijd van het aanstekelijke La-la-lala-lala - toerden Rames Shaffy en Liesbeth List samen met het combo van Ruud Bos door het land. Ik weet niet waarom, maar in Den Haag werd Liesbeth vervangen door Liselore Gerritsen, in die tijd nog getrouwd met Paul van Vliet. Misschien had List die weken in oktober 1972 al iets anders te doen; het ging maar liefst om drie weken - van donderdag 7 t/m zaterdag 30 - in Theater Dilligentia. Zodoende misten mijn lief en ik (we vierden anderhalf jaar verkering) een live optreden van Liesbeth List. 

We waren echter zó onder de indruk van de combi Ramses en Liselore, dat we nog een keer 5 gulden per persoon neertelden om de show later die maand een tweede maal te kunnen zien. De melodie van het duet ‘Laten we weer samen zijn vannacht’ (op LP uitgebracht samen met Liesbeth List) zit nog altijd in mijn hoofd.

In die aandoenlijke documentaire ‘Het slotapplaus voor mijn moeder’ is het affiche van de voorstelling Ramses & Liesbeth zichtbaar; in de kleuren groen en bruin. In mijn plakboek zit een identiek affiche, maar dan met Ramses & Liselore, in de kleuren oranje & bruin. De producenten NV Lumen en Steve Austen NV letten destijds duidelijk op de kosten. Geen nieuw ontwerp. Minimale aanpassingen. Saillant detail: ook Liselore Gerritsen overleed vorig jaar.

La List Live

Het zou tot november 2005 duren eer ik eindelijk La List live mee zou maken. Ik was in die dagen chef kunstredactie van de Haagsche Courant en schreef daarnaast restaurant-recensies voor de wekelijkse rubriek De Gouden Pollepel. Enkele jaren eerder waren we begonnen met Het Gouden Pollepel Gala, waar de vijf beste restaurants van dat jaar werden gehuldigd, terwijl die van het jaar daarvoor voor 350 dik betalende gasten een copieus menu kookten. De opbrengst van de avond ging naar een goed doel.

Aangezien het eerste Gouden Pollepel Gala meer geld had gekost dan het opleverde (alleen de presentatie door Danielle Overgaag, zoals ze toen nog heette, kostte al 6000 gulden), had ik op me genomen voortaan presentatie en artiesten gesponsord te krijgen. Als chef kunstredactie onderhield ik immers nauwe contacten met die wereld. De bekende impresario Jacques Senf - inmiddels ook niet langer onder ons - nam de editie van 2005 voor zijn rekening, al wilde hij dat liever niet aan de grote klok hangen. “Anders komt iedereen om sponsoring aan mijn kop zeuren”. Naast wat kleinere artiesten kwam hij met De Wereldband en Liesbeth List aanzetten. Ik was in mijn nopjes.

Toen ik bij de eerstvolgende bijeenkomst met het Pollepel-bestuur de artiesten noemde, zag ik echter grotendeels teleurstelling aan de vergadertafel. “Liesbeth List? Die is al jaren dood. Ze weet het alleen zelf nog niet”, reageerde een van hen. Ik was verbijsterd. Liesbeth List, de zangeres van ‘Pastorale’, ‘Laat me niet alleen’ en als dat andere moois. De bejubelde vertolkster van Brel, van Theodorakis… Ik moest me de blaren op de tong kletsen om de mening aan tafel wat om te buigen, totdat iemand anders berustend zei: “Laten we een gegeven paard niet in de mond kijken”.

De ster van de avond 

Liesbeth List kwam die dag van het gala al vroeg in de middag opdraven, alsof ze bang was te laat te komen. Aarzelend, enigszins verlegen, trad ze stapje voor stapje de Nieuwe Kerk aan het Spui binnen. Een oude, broze vrouw, leek het. Ik heette haar welkom en droeg haar meteen over aan de jongeman, die haar naar de kleedkamer zou begeleiden en haar in van alles en nog wat zou bijstaan. Dat alles bleek vooral te bestaan uit het aandragen van glazen witte wijn. Zo vaak zelfs, dat we ons enigszins zorgen begonnen te maken of de zangeres die avond nog wel het podium zou kunnen betreden. 

Toen het moment daar was en ze met dat breekbare lijfje de Bühne op kwam, schoot automatisch die foute opmerking “ze is al lang dood, ze weet het alleen zelf nog niet” weer door mijn hoofd. Maar niet voor lang. Alsof er een vulkanisch vuur in List ontbrandde, bedolf haar stemgeluid de zaal. Geen teder chanson, geen breekbaar luisterliedje, maar meteen vol erin met het daverende “Brussel was toen nog een bruisende stad’, gevolgd door de meest opzwepende nummers van Edith Piaf. Binnen vijf minuten zat geen mens meer op zijn stoel, stond iedereen hossend en meeklappend tegen het podium aangedrukt. Frits Huffnagel danste zelfs op tafel. De Nieuwe Kerk schudde op z’n grondvesten.

Vijftien jaar geleden. Liesbeth was toen al 64, breekbaar en broos. Maar verre van dood. Wat een artiest. De ster van de avond.