Toen ik als jong docent begon met lesgeven begreep ik direct dat het een kwestie van erop of eronder was: zij of ik.
Ik was zelf een uitermate vervelende leerling, die zijn frustratie afreageerde op leraren die me de ruimte gaven. In mijn jeugd bestond dyslexie nog niet en werd ik gewoon en public in de klas voor debiel uitgemaakt (zo is het dus begonnen). Niemand in mijn klas durfde te lachen, want ik keek rond en kon in die tijd aardig judoën. Daarna was ik “de bink” bij docenten die moeite met de orde hadden. De docenten die me zo beledigden heb ik later, toen ik hun collega was geworden, persoonlijk onder handen genomen. *
Mijn leerlingen kwamen altijd met veel plezier naar mijn klas. Ze kenden de regels en wisten, dat als er goed gewerkt werd een beloning in de vorm van een spannend verhaal of een mop op hen te wachten lag. Verder waren er duidelijke regels. Mond houden, stil zitten, praten als het gevraagd wordt, geen grappen ten koste van elkaar, luisteren en gewoon met de rest meedoen. Ik zorgde altijd voor ontspanningsmomenten, zodat de boog niet constant gespannen bleef.
Wat mijn leerlingen ook wisten: probeer het niet! Op het overtreden van de regels volgde een sanctie. Eruit sturen deed ik niet om anderen niet met mijn problemen op te zadelen. Straffen voor vervelende leerlingen waren heel vervelend. Ik legde dat ook altijd even uit; de gehoorzamen in de klas genoten ervan.
Het prettige was, dat ik daardoor zelden hoefde te straffen. Pubers en adolescenten houden van vastigheid. Ze kunnen werken en opbloeien binnen vaste regels zonder gestoord te worden door de altijd aanwezige negatieve elementen. Die voelen zich overigens ook prettig in een klas, waar ze niets hoefden te proberen.
Als ik een stagiair(e) had, die vol enthousiasme wilde beginnen vertelde ik dat ze eerst moesten zorgen dat er naar ze geluisterd werd. Soms waren ze eigenwijs, dan liet ik ze een half uur alleen, zodat ze konden ervaren, dat ons beroep “leeuwentemmer” was, zoals een spitsvondige collega ooit beweerde.
Natuurlijk waren er collega’s, die dachten, dat het zonder regels en orde kon. Ze wilden iedereen tevreden houden en luisterden naar de leerlingen met de grootste monden. Je kon het op de gang al horen als ze les gaven. Een hel, zodat ze of bleven doorsukkelen of een baan als schoolbegeleider c.q. beleidsambtenaar vonden, waarna ze collega’s die wel les konden geven lastig vielen met allerlei “geweldige” didactische trouvailles.
Ons land bevindt zich in de handen van bestuurders, die geen les kunnen geven en die niet willen optreden. Die “grote bekken” die op ellende uit zijn alle kans geven en die daardoor de hardwerkende gemiddelde Nederlander frustreren en van prestaties afhouden. De focus ligt niet op hen, maar op Sylvana Simons, Akwasi, Grauwe eeuw, Nida en andere frustraten of marginale clubjes die aandacht eisen!
Ook nu tijdens de coronacrisis staat er een stelletje weifelaars voor de klas. Weifelaars, die van de ene dag op de andere van mening veranderen en die zich bij mismanagement verschuilen achter “deskundigen” die geen bestuurlijke ervaring hebben.
We hebben vaste regels nodig. Allemaal een mondkapje, tot tien uur naar het strand en daarna niet meer aansluiten, overal anderhalve meter afstand, maar vooral ook handhaven! Vertel naast het aantal nieuwe corona patiënten ook hoeveel boetes er uitgedeeld zijn. Voer deze maartregelen landelijk in!
Kortom Rutte: Ga eens een keer orde op zaken stellen.
* De ergste: een leraar Engels, die zich openlijk lachend voor de klas afvroeg wat iemand die alle g’s en h’s verwisselde op de HBS deed, kwam ik aan de bridgetafel tegen. Ik vertelde hem wie ik was en vroeg hem wat de reden was om een dertienjarige zo te vernederen. Hij stamelde het zich niet te herinneren waarop ik hem fijntjes vertelde hoe ik – nu zelf docent – over hem dacht. Ik speelde daarna zo geconcentreerd, dat mijn vader tevens mijn bridgepartner opmerkte, dat ik wat hem betrof vaker boos mocht worden.