Als kind heb ik vrij laat het boek ‘Polletje Piekhaar’ van Willem van Iependaal gevonden. Toen ik eenmaal was begonnen met lezen, kon ik het niet meer neerleggen en leende direct bij de bibliotheek het tweede deel ‘Lord Zeepsop.’
Het is het verhaal ( in het Rotterdams) van een straatjongen, die voor galg en rad opgroeit, maar een hart van goud heeft. In het tweede deel gaat het hem voor de wind, omdat in ons land door de eerste wereldoorlog grote schaarste is opgetreden. Met list, bedrog en een gezond verstand wordt Polletje rijk. Hij profiteert van de omstandigheden.
De economische crisis ten gevolge van de coronapandemie zijn nog niet te zien, maar het ziet er naar uit dat vele kleine ondernemers, winkeliers en zzp’ers het niet gaan redden. Hoeveel hangt af van de vraag hoe snel ons ambtenarenapparaat in staat is de door de regering aangekondigde hulp te concretiseren, want heel vaak denk men in de politiek: “Hier is geld dus het probleem is opgelost; zoek het verder maar uit”
Het grootste deel van de kleine zelfstandigen die het nu het loodje gaan leggen, voorzien in een behoefte: de taxichauffeur, de kapper en de restauranthouder. Als de samenleving weer gaat draaien, moet in die behoefte worden voorzien, maar helaas zijn dan veel ondernemers buiten hun schuld failliet gegaan.
Op zo’n moment gaat de harde kant van ons kapitalistische systeem werken, want wie kunnen wel het hoofd boven water houden? Dat zijn degenen die al veel geld verdiend hebben. Zij zullen in staat zijn om de failliete bedrijven over te nemen. Het is het bekende verhaal van het dorp, waar een grote supermarktketen een vestiging opent en zo de slager, de bakker en de groenteboer wegconcurreert. Uiteindelijk neemt de grote slokop de klandizie en de verdiensten over. Wie gaan nu profiteren als de regering en haar ambtenarenapparaat niet goed opletten?
Ten eerste de bedrijven die belegd hebben in stenen. De huur moet namelijk gewoon doorbetaald worden en het zo vergaarde kapitaal kan worden geïnvesteerd. Doe dat in een nieuw opgezet en gelieerd bedrijf en het mes snijdt aan twee kanten: gegarandeerde huuropbrengst en bedrijfsuitbreiding.
Ten tweede bedrijven die al jaren winst hebben gemaakt en een flinke buffer hebben: grootkapitaal. Zij kunnen de crisis uitzingen en daarna uit de scherven van anderen nieuwe bedrijven opzetten.
Ten derde bedrijven, die genoeg zwartgeld hebben en dat willen witwassen. Natuurlijk bederft die laatste groep al decennia de markt. Zelfs het huidige waterhoofdcollege in Rotterdam constateert het. Terwijl ze voor de verkiezingen de argwaan van Leefbaar Rotterdam over het feit dat er toch wel erg veel zaken in de zelfde branche naast elkaar zaten, afdeed met – je raadt het niet – discriminatie. Er zitten namelijk soms ook drie halalslagerijen dicht bij elkaar in de buurt: vandaar.
Even casuïstiek: Mijn kapster zal het heel moeilijk krijgen*, maar die kapsalon, waar geen stoelen in staan**, zal gewoon door gaan.
Mijn fietsenmaker is net voor de crisis gestopt. Toen ik voor het laatst mijn fiets kwam ophalen, nam hij me mee naar buiten en wees om zich heen en zei: ”Kijk Sörensen, daar zit een restaurant, waar ik zelden een klant zie. Toch draaien ze al jaren door en daar zit een babyzaak waar nog nooit een kinderwagen voor de deur heeft gestaan. Waarom doet de FIOD, die mij om de haverklap controleert, daar nooit wat aan? “
Ik moest hem het antwoord schuldig blijven.
*Op een ochtend zag ze dat haar hele inventaris was gestolen. De recherche vertelde haar: “Daar richten ze een witwaszaak mee in.”
**Bij een inval in verband met overlast in een kapperszaak zag de politie tot hun grote verbazing geen kapstoelen staan.