Soms moet ik er tijdens het woonvisiën aan denken; kan het ook niet helpen. “It became necessary to destroy the town to save it”. Zo ongeveer het bekendste citaat van de Amerikanen tijdens de Vietnamoorlog, deze uit 1968 over een stad in de Mekongdelta.
Een brute vergelijking, die ik dus ook niet maak. Het gaat mij om de ironie, de paradox, de oxymoron, ja, de contradictie in termen die ook opgaat voor de Woonvisie van de gemeente Rotterdam. Dit construct uit de koker van populistisch rechts, maar dat deze bestuursperiode zelfs bij links-liberale partijen heeft postgevat, stelt ten doel om van Rotterdam een fijne woonstad te maken. Natuurlijk! Een gekke jongen die er niet voor is.
Voor dit hogere doel moeten dan wel woningen worden gesloopt.
Vijftienduizend goedkope woningen vernietigen, om de stad te redden. Dat is wat de eerste versie van de Woonvisie uit 2016 voorstelde. Die gedroomde woonstad van Leefbaar Rotterdam, VVD, D66, GroenLinks, PvdA, CDA en ChristenUnie-SGP heeft beslist niet teveel voorraad voor stadsgenoten met een smalle beurs. Want wijken moeten in balans zijn, zoals het heet. Het voorzieningenniveau moet op peil. Dat zijn bijvoorbeeld ontbijtcafés of koffiebarretjes met minimalistisch design.
Dit is allemaal bekend, neem ik aan. Welkom stijgers en sterke schouders, jullie hebben we nodig. De mazzel en tot ziens armoezaaiers, veel plezier in Spijkenisse.
Om wijken in balans te krijgen, kun je meerdere dingen doen, zelfs zonder het r-woord te laten. Al is renovatie met afstand de beste remedie, want een beter leven begint in een beter huis. Wat je daarnaast óók kunt doen: bijbouwen voor het prijssegment waar een tekort aan is; passend toewijzen door woningcorporaties om betalingsachterstanden bij huurders te voorkomen; of verplaatsing van bijzondere doelgroepen naar wijken die hen kunnen absorberen. Statushouders op de Avenue Concordia, waarom niet?
Dat is bouw- en woonbeleid. Dan heb je nog het sociale domein. Scholing, omscholing, buurtpreventie, daklozenopvang, jeugdwerk, beschutte werkplekken, basisbanen. ’t Kan allemaal.
Maar niks van dit alles. In het Rotterdamse wordt een verondersteld probleem weggesloopt. En daarbij doen voorstanders van de Woonvisie aan victim-blaming. De macro-economische ontwikkelingen die tot kansarme wijken leiden, blijven buiten schot. Daarentegen moeten de huizen het ontgelden, die zijn kaalgeslagen door achterstallig onderhoud en sinds 2013 door een rijksheffing op de verhuur van sociale huurwoningen, die woningcorporaties armlastig heeft gemaakt. Maar ook de bewoners zijn slachtoffers en ook die krijgen een schop na. Vadertje Staat heeft haar kinderen in de volksbuurten sinds Paars onterfd, en de afbraak van de welvaartsstaat gaat nog elke dag vrolijk door.
Rotterdam is na de oorlog altijd al een sloopstad geweest. De lichtzinnigheid waarmee gebouwen hier tegen de vlakte gaan, is bijna poëtisch. Rotterdam heeft een motorisch en geen historisch hart, zoiets. Altijd in beweging. Niet waar je vandaan komt, maar waar je naartoe gaat. Zin in de toekomst krijg je alleen in een nieuwbouwdoorzonwoning.
Nou, ik vind het armoedig. Slopen is inspiratieloos woonbeleid met een enorme impact op bewoners, het geweten en geheugen van de wijk. De uitdaging om juist het goede te behouden en bewoners mee te nemen – te verheffen, op z’n sociaaldemocraats – is zeer ver te zoeken.
Aan de vooravond van de verkiezingscampagne met wonen als hot issue, en met een heuse volksopstand voor het wonen op zondag 17 oktober als startpunt, is het tijd om de balans in de wijken op te maken. Ik weet de uitkomst al. Onze stad is er met de Sloopvisie slechter van geworden.
Red Rotterdam van de vernietiging.