De economische gevolgen van de coronacrisis zijn nu al ernstig te noemen. Veel jongeren en flexwerkers hebben onmiddellijk inkomensverlies geleden toen hun flexbaan en oproepcontracten vooraan stonden om opgezegd te worden. Zorgen om de huurlasten en andere uitgaven zijn per direct ontstaan.
De invloed op de arbeidsmarkt is desastreus te noemen. Maar er staat ons nog meer te wachten. Er wordt een diepe economische crisis verwacht. Nu al roepen economen dat snel gekeken moet worden naar om-, her- en bijscholing van mensen. Hierbij is het meest logische om aansluiting te zoeken bij de vaardigheden die mensen al hebben.
De crisis treft namelijk hele sectoren. Sommige sectoren hebben een (kleine) plus en andere sectoren liggen helemaal plat. Wat het wel mogelijk maakt is dat op meso- en macro-niveau iets makkelijker nagedacht kan worden over oplossingen. Moeten we bijvoorbeeld niet veel meer denken in termen van competenties en minder in vakgebieden? En kunnen we niet makkelijk mensen omscholen voor werk in andere sectoren?
Al veel langer wordt er geroepen dat bijvoorbeeld werknemers met horeca-ervaring en affiniteit hebben met hospitality (gastvrijheid) net zo goed in bankkantoren aan de slag kunnen met een korte training. Ook daar staat immers het ontvangen en bedienen van klanten op een zo gastvrije manier centraal. Hier worden potentiele werknemers nu al op geselecteerd.
Aan sommige opleidingen in het hoger onderwijs is deze switch al gemaakt. Maar hoe makkelijk is het om van baan te wisselen? En kunnen bijvoorbeeld ervaringsdeskundigen worden ingezet voor mensen die deze switch willen maken?
En het allerbelangrijkste: hoe waarborgen we hoogwaardige werkgelegenheid die mensen perspectief biedt op lange termijn? De energietransitie biedt kansen, maar ook daar geldt het principe van eerlijk werk. Eerlijk werk is werk met goede voorwaarden en toekomstperspectief.
Het creëren van banen is eigenlijk net zo belangrijk. In Rotterdam zijn basisbanen een geschikt instrument hiervoor, net zoals de leerwerkakkoorden die mensen helpen aan banen en perspectief bieden.
Rotterdam deed het voor de crisis bijzonder goed. Het aantal mensen in de bijstand daalde van 38.000 naar 33.700 personen. Een knappe prestatie; dat zijn namelijk meer dan 4000 mensen die aan het werk zijn gegaan en hun talenten weer kunnen inzetten. En Rotterdam deed het zelfs beter dan de andere G4-steden. Maar nu is de realiteit enorm veranderd.
Voor de jongeren die hard geraakt zijn hebben we in Rotterdam een perspectieffonds. Dat is een fonds waarmee schulden van jongeren tot 27 jaar in ruil voor scholing, training of maatschappelijke stage worden overgenomen door de gemeente. Nu loopt er nog een pilot, maar jongeren die hard getroffen zijn door de gevolgen van de crisis moeten zoveel mogelijk geholpen worden in de aanpak van hun schulden.
Kortom: de Maasstad moet aan de bak om zoveel mogelijk (economische) gevolgen van de crisis op te vangen voor de Rotterdammers.