In Amsterdam wilde het college van B&W in de jaren zestig, met good old Joop den Uyl als wethouder Publieke Werken en Economische Zaken, brede vierbaanswegen aanleggen dwars door de stad. Met succes kwamen bewoners in opstand. Een felle strijd om de ruimte, tussen kiezen voor nieuw asfalt en behoud van volksbuurten, bleek een horde te veel voor het stadsbestuur. Mazzel, bij hunnie.
Dat geluk, van kunnen kiezen, heeft Rotterdam eigenlijk nooit gekend. Na de oorlog kon onze stad, tabula rasa, met alle ‘rationele’ principes van die tijd worden heringericht. Die brede wegen kwamen er zonder slag of stoot.
Je kan het de beleidsbepalers destijds misschien niet kwalijk nemen, de generaties erna wel degelijk. Er is weinig tot niets gedaan om het voorbeeld van Kopenhagen te kopiëren, dat met politieke keuzes het stalen ros in een halve eeuw tijd liet uitgroeien tot nieuwe heilige koe. Regeren is vooruitzien.
In het kielzog van Kopenhagen volgden de afgelopen jaren vele steden, zoals Oslo, Vancouver en Bogotá. Daar staat de transitie naar fietsmobiliteit centraal. In de gerenommeerde tweejaarlijkse Copenhagenize Index voor de twintig meest fietsvriendelijke steden ter wereld worden verder Amsterdam en ook Utrecht bejubeld om hun vooruitstrevend beleid. En Rotterdam? Die is in geen wegen te bekennen.
Over wegen gesproken. Nog altijd zijn Pleinweg of Schiekade en -weg barrières die het leven van mensen in de wijk voor een groot deel bepalen. Zo woonde ik ooit een blauwe maandag in Bergpolder en met veel plezier, maar baalde ik wel van de Schieweg die mijn wijkje in tweeën hakte. Omdat ik tussen huis en werk in krap twee kilometer liefst zeven stoplichten moest trotseren, bleef ik er maar bij weg.
De verkeersexperimenten van het huidige stadsbestuur zijn een goede poging om wat aan het gevroemvroem in Rotterdam te doen. Het gaat nog lang niet ver genoeg. Zolang je het experimenten blijft noemen, zullen de Rotterdammers het als een testfase beschouwen. De gemeente kan natuurlijk ook gewoon haar verantwoordelijkheid nemen. Zeg gewoon dat je verkeersriolen als de ’s-Gravendijkwal niet meer toestaat in het Rotterdam van nu.
Want de voordelen van een autoluwe stad zijn echt eindeloos. Luchtkwaliteit verbetert en de CO2-uitstoot neemt af. Het verkeer wordt veiliger, de huizen schoner, het straatbeeld prettiger. Minder asfalt betekent minder auto’s op de weg en dus ook minder geluidsoverlast. Een rinkelende fietsbel als soundtrack van het nieuwe Rotterdam, of de piepende wieltjes van step of rolschaats. Heb jij daar ook oren naar?
Auto’s vergen ontzettend veel van onze openbare ruimte. Moet je eens bedenken wat er allemaal opeens mogelijk is als we de autonome trend van lager autobezit met bewuste politiek vooruit kunnen stuwen. Dan kunnen we bijvoorbeeld parkeerplaatsen op straat opdoeken om er pocketparken aan te leggen of de stoep te verbreden, wat handig is voor personen die zich voortbewegen met rolstoel of rollator.
Goed nieuws voor ondernemers, trouwens. Een klant die per fiets komt, geeft meer uit dan eentje die op vier wielen aan komt zetten. Dat blijkt uit een Bredaas onderzoek van begin deze eeuw.
Toch gek dat elk pro-fietsinitiatief ten koste van de auto tot weerstand leidt, en altijd onder het mom van vrijheid. Actiegroep Auw Auw Auwto van eind vorige eeuw zag automobilisten juist als de onderdrukkers van bewegingsvrijheid voor anderen. Stom genoeg hebben ze er zelf óók last van, automobilisten, want zij zijn nog veel vaker bewoners die zich net als jij en ik ergeren aan het massale blik op de weg. En roepen zij om een overheid die hen de fiets op jaagt, in het eigen belang.
Soms moet je automobilisten gewoon in de wielen durven rijden. Met een fiets.