door Jan D. Swart
Toen ik nog in Krimpen aan den IJssel woonde had ik er een hoedenwinkeltje moeten beginnen, met een filiaal in Barneveld.
Gek eigenlijk dat ik daar nu pas aan denk, terwijl honderden gekostumeerde gereformeerde kerkgangers mij al veel eerder op dat idee hadden moeten brengen. Ik zag ze elke zondag. Het was net een zwartwit film.
We hadden katholieken, hervormden, vrijgemaakten, remonstranten, doopsgezinden, luthersen en in het naburige Capelle aan den IJssel ook volgers van Boeddha, Allah, Krishnamurti en Bhagwan, maar geen geloof in mijn regio was zó zichtbaar als dat van de zwarte kousenkerk.
Keurige families in colonnes op weg naar de Mieraskerk. Doordeweeks harde zakenlui, op zondag behekst. Maar ze deden geen kip kwaad in die klederdracht waarin ik mezelf herkende op foto’s uit de vijftiger jaren toen broeken nog geperst werden en kledingkasten naar de mottenballen stonken.
Ik heb trouwens, raar toeval, op veel méér dorpsadressen gewoond waar de God van de gereformeerden op zondag de lakens uitdeelde. Op jonge leeftijd reed ik elke zondagmorgen in de Hoeksewaard mijn dorp uit om als sportverslaggever van de dikste krant van Nederland, Het Vrije Volk, ergens in het land een goddeloze voetbalwedstrijd te recenseren. Ik startte de auto altijd gelijk met het gereformeerde kerkuur. Zodoende ben ik met die lui opgegroeid. Het waren de zeventiger jaren. Het rooms katholieke Rotterdamse raadslid René Segers moest in Maastricht nog verwekt worden. Die tijd.
Mijn vrouw en ik hadden Rotterdam toen al afgeschreven. We aapten de Oranjes na en vluchtten. Ik heb deze dagen dus veel aan onze vetgemeste koning moeten denken. Ik ben geen haar beter.
Nóóit heeft trouwens één gereformeerde dorpsgenoot op zondag een middelvinger geheven als ik voorbij reed. De kerkganger had namelijk wel wat anders aan zijn hoofd: God. Zoals ik naar keuze: Feyenoord of Sparta. Zondagmorgen 10.00 uur: op weg naar MVV in Maastricht en dan met de eerste eierkoek in m’n bek langs de zwartwitte magie, die heerlijk ontspannen kuierde naar de eerste woorden van hun middeleeuwse predikant die altijd voor de zekerheid bevestigde dat God bestond. En inderdaad, God bestond, want daar kreeg ik dan ’s middags in de Geusselt het bewijs van als MVV dankzij de door God gezonden roomse scheidsrechter Frans Derks gematst was. Het hele leven weer in evenwicht.
Tot bijna vijftig jaar later: Corona.
Want ineens bleken mensen met een speciale God te vermoeden dat hun God net een fractie intelligenter was dan Diederik Gommers, nota bene Krimpense mensen aan wie ik graag hoedjes had verkocht, mensen die ik kende, mensen op weg naar zowel de Mieraskerk als naar een nationaal record foute adem, kortom, een optocht van goddelijke groepsbraafheid met de rug naar de samenleving om op zondag 40 kilo onzin aan te horen, waarna ze op maandag in de Jumbo vergaten een mondkapje op te doen.
Je zal er maar wonen.