Folders

Jan D. Swart: Witte de With, raadsleden en Zamora

1 December 2019, 23:15 uur
Columns
mainImage

Er is een tijd geweest dat ik dagelijks vindbaar was in het nachtleven van Rotterdam. Daar kunnen de raadsleden Dennis Tak (PvdA) en Elene Walgenbach (D66) zich waarschijnlijk geen enkel reëel beeld meer bij bedenken, maar ver voordat ze foetus waren, liep ik al rond in de Witte de Withstraat waar het toen nog wankele succes bepaald door de Schouw en de broodjeszaak Spooky. Meer furore was er niet. Ja, het pistool. En verder een paar dames van lichte zeden.

Ik zeg nu netjes, maar toen Rotterdam nog helemaal Rotterdam was, dus zonder beroepszeikerds, hadden deze dames een Crooswijkse naam: temeiers. Terwijl er in Crooswijk niet één zat. Onze stad heeft merkwaardige geheimen.  

De Witte de Withstraat had wel een nachtburgemeester. Dat was Zamora, oud-doelman van Feyenoord en meest gelezen chroniqueur van het dagblad Het Vrije Volk. Dennis Tak en Zamora zouden gezworen kameraden geweest zijn als hun levenstijden prettig hadden gelinkt en aan Walgenbach zou Zamora een gezellig herdersuurtje hebben voorgesteld, want hij had smaak.

De Witte de Withstraat had destijds slechts één beroemde inwoner: dat was onze vriend Gerard Cox. Hij scharrelde toen met Joke Bruys, leerde haar broers kennen en werd fan van het eerste elftal van CVV uit Charlois. Behalve Jantje Bruys maakte daarin ook de vader van de huidige bouwwethouder Bas Kurvers furore. Wij hebben Bas langs de lijn gewoon voetballen geleerd. Rotterdam is heus zo groot niet.

Jen Vlietstra

De Witte de Withstraat had toen een paar unheimische zijstraten. Maar die zijn nu goud waard. Met dank aan het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Dat kocht alle smerige panden op en liet ze voor een appel en ei door handige bouwjongens opknappen en verkopen. De kleinsten wonen nu in Marbella. De grootsten zijn vermoord.

De leukste straat in Rotterdam is destijds volledig wit gewassen. Laat oud-raadslid Dries Mosch meedoen met een leuke quiz in Arminius en hij noemt de namen en de prijzen. Daarna kan niemand meer over straat, die nog leeft en er schuldig aan is.

Ik heb altijd zo’n schik in de historie. Zamora van het Vrije Volk, dat was Jen Vlietstra. Hij had een begenadigde pen en was verder een schat van een man. Vlak voor zijn dood gingen zijn leerlingen aan zijn bed waken. Dat ben je als chef toch populair geweest. Het dikste en grootste boek over Feyenoord, maat XL, per stuk duizend euro, begint met hem.  

Ook was Jen nog heel even hoofdredacteur van de VARA-gids. In zijn redactie zat André van der Louw, de zoon van de melkboer uit Den Haag. Via de berendans van de Tien over Rood werd André  burgemeester van Rotterdam. Ik ken mijn klassiekers en nogmaals: Rotterdam is heus zo groot niet. 

Witte de Withstraat

De Witte de Withstraat evenmin. De enigen die er in mijn tijd ’s nachts rond hingen waren hongerlijers die bij Tel Aviv in de Eendrachtsstraat het allereerste broodje shoarma aten. De tent puilde uit. Menige liefde is er gescoord met opboerend knoflook. Een half uur later deelden de stelletjes de portieken van de Zwarte Paardenstraat en hingen de broeken van de jongens op half zeven. Dat was onder het raam van de berichtendienstkamer van Het Vrije Volk. Daar werkten alleen dames. De enige man die er van tijd van tijd op inspectie ging was Zamora.

Jonge raadsleden weten dat allemaal niet. Kunnen het ook niet weten, want het merendeel is import. Ze gingen als maagden bij Erasmus studeren en bleven hangen. Van de historie van de ouwe stad hebben ze geen sjoege en ze vragen er ook nooit naar. Maar ze bepalen wel wat er in de stad gebeurt.  

Het gaat jonge raadsleden om nu, en ook om zichzelf. Rotterdam is een opstap naar Den Haag, de Europese Unie, de Navo, de Wereldbank, naar grote publieke functies en ik zou het op hun leeftijd en in hun plaats niet anders hebben gedaan. En toch is het héél jammer dat ze vrijwel allemaal met hun rug naar de Rotterdamse geschiedenis staan.