Wij Nederlanders huldigen graag. Dag en nacht staan wij klaar om landgenoten tenminste gedurende één dag een exclusief staatsburgerschap te verlenen.
Eigenlijk moet je het in dit land wel erg van eieren hebben gemaakt wil zo’n huldiging je nooit eens ten deel vallen.
Zelf ben ik daarom nog nooit gehuldigd.
Ik zou in waarheid ook niet één reden kunnen bedenken die anderen ten faveure van mij op een idee zouden kunnen brengen. Wel bereikte ik een enorm huwelijksjubileum, maar dat hebben zelfs mijn kleinkinderen onopgemerkt voorbij laten gaan, omdat zelfs zij snappen dat dit record voornamelijk een eenzijdige prestatie van mijn vrouw is geweest.
De huldigingscultuur in ons land kent drie uitersten. De hoofdprijs valt wanneer het volk op grond van een tijdelijk sportsucces het Wilhelmus gaat staan mee neuriën. Altijd aandoenlijk. Zeker als mensen mee doen met een dubbele nationaliteit. Toppunt van inclusiviteit.
De troostprijs zit in het laagst geklasseerde huldebetoon dat ik ken: vijfentwintig jaar bij één baas, waaraan velen met een beetje pech niet ontkomen.
In die laatste sector wordt de employé verblijd met een afschuwelijke receptie, rijmpjes met riskante schunnigheden en kaasblokjes met daarin nijdig een vlaggetje geprikt.
Bedrijfsjubilea zijn vieringen met gesloten enveloppen, die met het mes op de keel bij de directies zijn afgedwongen. Het schaamrood stijgt naar je hoofd als je ‘m opent. Valse woorden begeleiden de overdracht te midden van een nagemaakte saamhorigheid in een verkeerd versierde kantine.
Ook zijn er geheime huldigingen. Die zijn het ergst. Ik ken bedrijfsbazen die thuis argeloos capituleerden voor een voorgelogen dinertje en aan de hand van hun vrouw pardoes tegen driehonderd medewerkers aanliepen die lang zal hij leven gingen staan zingen.
De intense en openbare bemoeienis van zovelen voor één individu, hoewel goed bedoeld en met de beste voornemens bezield, is een verstikkende gebeurtenis. Het zal je maar gebeuren. Bovendien wordt zo’n feestvarken dan ook nog geacht te speechen en het is een wonder van dapperheid als je dat zo’n stakker dan ook nog hoort doen.
En tenslotte zijn er de lintjes omdat de Koning jarig is. De tranen van het lachen springen me in de ogen. Ik weet ook niet met wie ik nu meer mededogen moet hebben, met de burgemeester die ze verplicht vriendelijk moet opspelden of het slachtoffer die deze onzin moet ondergaan.
Een lintje wordt voor je aangevraagd. Dagje werk. Close Harmony. Geen koning die ooit van je heeft gehoord. Dat maakt het woord behagen ook zo leuk potsierlijk nietszeggend, eigenlijk reuze clownesk. En toch moeten we ’t als act handhaven, want ik kijk er naar uit om te zien wie de lul is, als er maar nooit iemand mij in de maling neemt.
Bij de Rotterdamse Partij van de Arbeid zijn ze gek op die lintjes. Alle vertrekkende raadsleden kregen er één op de dag dat ze uitzwaaiden. Pinkende tranen. Het afscheid van twintig raadsleden bij de andere partijen gelijk helemaal naar de gallemiezen, want daar wisten ze niet beter dan dat ze hun aanvragen tot twee moesten beperken. Ik lag in een deuk. En de PvdA was helemaal in triomf.
Totdat de burgemeester er vorige week nog één bij een socialist in de fractiekamer van de PvdA aan de Coolsingel kwam opspelden op de dag van de massa-uitreiking. Bij het nemen van de statiefoto stond op de achtergrond per ongeluk een kastdeur wagenwijd open. Iedereen keek tegen een zooitje wc-rollen aan op de bovenste plank.
Het beeld van de huldigingsdegeneratie.
Ik heb de foto respectvol niet geplaatst. Maar thuis konden ze me wegdragen.
Folders
Jan D. Swart: Lintjes & wc-rollen bij de PvdA
29 April 2018, 17:44 uur
Columns