Er is zaterdag een Rotterdamse voetballer gestorven om wie de stad zich scheel heeft gelachen. Dat is toch enigszins opgewekt dood gaan. Hans Bentzon.
Hij was een Spartaan. Een ouderwetse verdediger. Zo’n meedogenloze. Als junior had hij gekeken naar Rinus Terlouw, Pim Visser, Bep Zaal en Hans de Koning hoe dat moest: spijkerhard het been naar voren. In 1963 kwam Theo Laseroms van NAC naar Het Kasteel, waarna ze besloten het gezellig samen te doen. Ze deden wel meer dingen gezellig samen. Lachen bijvoorbeeld. Veel lachen. Soms onbedaarlijk.
De ouders van Hans Bentzon woonden in een van de zijstraten van de Kruiskade. Op die winkelpromenade werd in de jaren zestig op vrijdagavond geflaneerd. Dat kon toen nog. Prompt werd zijn vriend Laseroms er verliefd op één van de dochters van bakker Van Gool. Het kostte Laseroms een gewichtstoename van 10 kilo. Waarna Bentzon in Café Jan Linssen rijmde: Theo groeit als kool met het brood van Van Gool.
De verliefdheid van Laseroms viel midden in zijn bestaande huwelijk. Die pech kan je hebben. Elke dag zette Bentzon hem vanaf de training op het Kasteel af op de Meent ter hoogte van de winkel van Coster & Zoon. Daarboven woonde Theo met z’n gezin. En daaronder werkte het meisje op wie hij verliefd was geworden, Ineke, en met wie hij later ook trouwde.
‘’Als Theo op de Meent uit mijn auto stapte'', zei Bentzon altijd. ''zwaaide hij met twee handen tegelijk. Met rechts naar z’n vrouw en met links naar z’n vriendin. Dat deed geen Nederlander hem na.’’
Toen in de zomer van 1970 de beroemde bondscoach George Kessler (inmiddels 88 jaar) trainer van Sparta werd, besloot de uiterst formele Duitser het seizoen pünktlich voor te bereiden in het Badhotel van Rockanje. Midden in de eerste nacht werd hij wakker toen er een naakte man met rood haar op blote voeten over de stenen leuning van zijn balkon liep. Het was zijn linksback.
’’Was ist los?’’, riep Kessler bij het openen van de gordijnen en de deur.
’’Ik vang duiven’’, antwoordde Bentzon.
Het kostte hem 250 gulden boete.
Hans Bentzon had vanaf jonge leeftijd een gebit. Voor een echte jonge Spartaanse verdediger was het jeugdige verlies van boven of ondertanden een symbool van onverzettelijkheid. Hij had dat gebit aleens tijdens een centrale training van het Nederlands elftal bovenop een bal gelegd en aan Kessler gevraagd: wat betekent dit?
''Geen idee", zei Kessler, die niet van grappen hield, maar het toch wilde weten.
''Honger naar de bal'', antwoordde Bentzon.
Hij is daarna nooit meer voor Oranje uitgenodigd.
Maar in de zomer van 1970 wordt Kessler trainer van Sparta. En kort daarop is er een banket. Alle spelers van Sparta zitten aan en Kessler speecht, wat hij graag doet. Maar ook de echtgenote van de trainer is aanwezig. Ze heet Ingeborg. Ongelukkigerwijs zit ze naast Bentzon.
Nu moet u wel weten dat Ingeborg een gezellige tante was, die op geen enkele wijze de Orndnung van haar man praktiseerde. Dus wat doet Bentzon tijdens een redevoering van zijn trainer tijdens een officieel banket? Hij pakt ongemerkt het glas bier van Ingeborg en laat er z’n gebit in zakken. Sparta-bestuurslid Dolf Aarse ziet het gebeuren. Maar ook vijftien spelers. Alleen Ingeborg en Georg Kessler niet.
Doodse stilte.
Totdat Ingeborg de gehoopte slok neemt en voelt dat er iets hardst tegen haar zachte rode lippen klotst. En dan kijkt ze. Maar ze kijkt vrijwel tegelijkertijd naar Bentzon, die als een mummie zonder tanden midden in de ceremonie de slappe lach krijgt. Daarna Ingeborg zelf ook. Het kostte hem de volgende dag 500 gulden boete.
Vier dagen later wordt hem die overigens kwijt gescholden. Ingeborg had tegen George gezegd: ''als je die jongen straft, straf ik jou ook.''
In de beginjaren 80 was ik secretaris van de amateurclub Neptunus. Een hoofdklasser, die een trainer zocht. We kozen Bentzon. Na het eerste jaar degradeerden we. Wel lachend. Zo lachend zelfs, dat we blij waren dat hij bereid was te blijven. Het jaar daarop duikelden we met hem naar de tweede klas. En nog steeds liepen de tranen van het lachen over onze wangen.
Na veertig jaar nog steeds.
Hans Bentzon heeft bewezen dat lachen belangrijker is dan welke prestatie dan ook.