De institutionele discriminatie die al jaren schijnt te bestaan en waar ik ernstig aan twijfel, blijkt zich volgens de discriminatiezoekers de laatste tijd te manifesteren door het bewust geven van lage schooladviezen aan kinderen met een niet Nederlandse achtergrond.
Daarmee beledigen ze natuurlijk niet alleen de mensen die schooladvies geven, maar ook mijn oud collega’s werkzaam in de laagste klassen. Die geven leerlingen een jaar les in de brugklas en hebben in die tijd alle mogelijkheden om het zogenaamde te lage advies teniet te doen.
Dat is namelijk in vrijwel alle scholen van VO het geval. Basisschooladviezen zijn van belang, maar eenmaal in de brugklas volgt de determinatie vanzelf. Een D66-wethouder is ondanks zijn vijfjarige verblijf op mijn school nimmer bij mij in de klas gekomen. Dat komt door zijn schoolprestaties en niet door mijn gemene, tendentieuze collega’s, die bewust lage adviezen geven; zij doen er alles aan om zo goed mogelijk te determineren en bij twijfel wordt voor de hoogste optie gekozen.
Toen ik in de jaren zeventig nog les gaf, hadden de brugklassen een letter. Je zat als brugklasser dus in klas 1A, 1B, 1C etc. De klassen werden op alfabetische volgorde en de basisschool waar de kinderen vandaan kwamen (bij elkaar) ingedeeld. Tot onze verbazing gingen de leerlingen en de ouders ervan uit, dat dit een rangorde en waardeoordeel inhield met dien verstande dat een leerling in klas A beter zou zijn dan een leerling in klas D. Pas in de tweede klas gingen wij determineren op MAVO, HAVO of VWO. En zelfs in dat tweede jaar werd nog gewisseld.
Om het verschijnsel van jezelf beter voelen door de letter van je klas te tackelen gaven we de brugklasse vanaf dat moment een kleur. Je zat dus in bijvoorbeeld in klas Rood in plaats van 1 A. Wel gingen we na een paar jaar ervaring - onzichtbaar voor ouders en inspectie - voorselecteren op VWO-HAVO en HAVO-MAVO.
Het door het basisonderwijs gegeven advies is eigenlijk alleen doorslaggevend als een leerling persé niet naar het VMBO of persé wel naar het Gymnasium wil. Dat laatste is ook niet echt verstandig.
In de 19e en begin 20e eeuw werden universitaire colleges in Latijn gegeven: de taal van de toenmalige wetenschap. Goede kennis van die taal was dus onontbeerlijk om een universitaire studie te kunnen volgen. Dat is nu volkomen overbodig. Persoonlijk vind ik het leren van Grieks en Latijn voor kinderen een volstrekt nutteloze bezigheid; gebruik die tijd voor het aanleren van een hedendaagse taal als Kantonees, Russisch of Spaans.
Persé niet naar het VMBO is, als we kijken naar de hedendaagse arbeidsmarkt, ook niet verstandig. Van zeer dichtbij heb ik gezien dat een opleiding tot elektriciën, loodgieter, schilder of automonteur zeer lucratief kan zijn en veel arbeidsvreugde kan schenken, zeker als je voor jezelf gaat beginnen. De samenleving schreeuwt om geschoolde handarbeiders en heeft meer dan genoeg dramaturgen, kunstschilders en toneelwetenschappers.
De laatste tijd klinkt ook weer het geluid door om de eerste twee jaar op het voortgezet onderwijs niet te determineren. Dit ondanks de bijna funeste ervaringen in de jaren zeventig en tachtig. De linkse kerk heeft het zwarte garen weer eens uitgevonden: alle leerlingen zijn niet alleen gelijkwaardig, maar ook gelijk. Een veel verspreid lariekoekidee in die kringen.
Over die gelijkwaardigheid bestaat geen misverstand, over die gelijke capaciteiten en mogelijkheden wel. Het gevolg is dat schoolmeesters zoals ik, zich gaan richten op de minst goede leerlingen, omdat het heel erg demotiverend is alsmaar slechte cijfers te krijgen. De beteren kunnen werkstukken gaan maken of zich op een andere manier verdiepen, maar ze worden hoe dan ook geremd. Bij exacte vakken en vreemde talen is dit verschijnsel nog duidelijker aanwezig
De antidiscriminatie-adepten kunnen dan wel weer een manier gevonden hebben om, de actieve discriminatie door het zogenaamd geven van lagere adviezen aan kinderen met een niet Nederlandse achtergrond, in onze samenleving te bestrijden. In de praktijk zullen ze die door de te ontstane polarisatie in de klassen juist aanwakkeren. Betere leerlingen die zich gaan ergeren en afzetten tegen slechtere leerlingen en andersom. Geen discriminatie op afkomst of kleur, maar op vaardigheden; iets dat overigens volop de praktijk is.
Nog een reden om die heilloze weg van gelijkschakeling in de eerste klassen niet te gaan bewandelen. Bespaar die hardwerkende mensen in het onderwijs de komst van al die onderwijs-experts en andere betweters, die de veranderingen zullen gaan begeleiden.