Folders

Een snelle, gladde, ‘dichte’ stad?

10 July 2021, 21:52 uur
Columns
mainImage

Het Rotterdamse college van burgemeester en wethouders heeft recent haar Omgevingsvisie gepresenteerd. Dit beleidsstuk gaat over de ruimtelijke ordening van de stad en geldt als opmaat voor de toepassing van de Omgevingswet in Rotterdam, vooralsnog voorzien medio volgend jaar.

Ruimtelijke ordening, ik hoor u gapen.

Onterecht.

Want ruimtelijke ordening gaat over schaarse grond en de keuzes die wij maken. Moeten er woningen bij? En waar moeten die dan komen? Kan er straks nog wel worden gesport, of zijn er genoeg speeltuinen voor onze kinderen? Is er genoeg stedelijk groen, als leefgebied voor dieren en plek van ontspanning voor mensen? Gaan we wegen aanleggen, overkappen, of zelfs opdoeken? Et cetera, enzovoorts.

Kiezen tussen verschillende belangen vraagt om politieke moed de goede afwegingen te maken. En daar is de wetgevende macht – lees: gemeenteraad – voor in het leven geroepen.

Het stadsbestuur heeft in haar Omgevingsvisie alvast een idee voor een keuze gepresenteerd. In het kort, in mijn woorden: Rotterdam moet sneller, gladder en vooral dichter. Verdichting lijkt het toverwoord. Elke vierkante meter moet renderen. De binnenstad wordt volgebouwd, de as tussen Alexanderknoop en Zuidplein wordt verder verstedelijkt en de rivieroevers moeten plek gaan bieden aan woningbouw en recreatie. Rotterdam moet per se vol.

Stadstuinen

Recent hebben we al goede voorbeelden gezien waar dat toe leidt. Twee leuke spontaan ontstane stadstuinen in het Oude Noorden (Wolstraat en Hartenruststraat) moeten wijken voor bebouwing; het mooie bomenlint aan de Hilledijk wordt omgeploegd voor de Tweebosbuurt 2.0; en de Geitenwei in Vreewijk krijgt veertig flexwoningen. Dat zijn belangrijke openbare groene voorzieningen voor wijkbewoners. Het beloofde groen op de binnenplaats van het Saftlevenhof is er vooralsnog niet, wél het plan voor twaalf gestapelde woningen.

De stad moet dichter, maar ook gladder, sneller. Er moet van alles gebeuren, maar wel ‘lean and mean’. Ruimtes moeten meerdere functies krijgen, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Dat gaat natuurlijk ten koste van iets anders, want de concurrentie is hevig.

Het kind van de rekening zijn de zogenoemde ruimte-extensieve functies, die naar het oordeel van het college teveel plek innemen voor de belangen die ze dienen. Ik moet daarbij gelijk denken aan het gemak waarmee een derde van volkstuincomplex Streven naar Verbetering door de wethouder Sport werd weggestreept, voor de komst van kunstgrasvelden. En inderdaad, de Omgevingsvisie laat in omfloerste taal weten dat de volkstuinen op de tocht staan. “Door de verdichtingsopgave zoeken we naar mogelijkheden om de ruimte zo intensief en inclusief mogelijk te gebruiken en komen de volkstuincomplexen in een nieuw licht te staan.” Trek die argumentatielijn eens door. Zijn de recreatieoorden, stadscamping, parken of zelfs de duinen en het strand straks nog wel veilig?

Vondelingenweg

Over de enorme ruimteclaim van het havenindustrieel complex trouwens geen woord, in die Omgevingsvisie. De lappen grond aan de Vondelingenweg blijven bestemd voor olieopslag; over een transitie naar CO2-neutraal resteren slechts vergezichten. Complimenten aan de lobbyisten van de fossiele industrie.

Wie zich door het ambtenarenproza van de Omgevingsvisie een weg weet te banen, ziet dat ruimtebeslag een schier menselijke dimensie krijgt. Dat dieren of zeldzame plantjes een minder goed bezocht stadspark juist prima vinden, is geen overweging. De omgeving moet presteren. Met zo’n neoliberale kijk op de (openbare) ruimte delven de kleine of niet gehoorde belangen altijd het onderspit. Of heb je ooit een dwergvleermuis een bezwaarschrift zien indienen?    

Eigenlijk zegt het Rotterdamse stadsbestuur zoveel als dat de stad te vol is als je rust, stilte en groen opheft. Zo lees ik het althans. Misschien moeten we dat daarom gewoon hardop durven uitspreken. Niks mis mee, moeilijk allerminst. Want als onze leefbaarheid onder druk komt te staan, kies ik voor wat we hebben. Niet voor wat we missen.