Vanmiddag paste ik op mijn kleinzoon van 1,5 jaar. Het was mooi herfstweer, een zonnetje, lekker fris en wat ik het fijnste vind, het was windstil. Na het groeislaapje van die kleine knul pakte ik hem en mijzelf gauw in een winterjas, das om en hup naar buiten, naar het speeltuintje een paar honderd meter verderop.
Mijn kleine mannetje is stapeldol op de schommel, zo’n omsloten kuipje met twee gaten voor de beentjes en waar die kleintjes in kunnen op het moment dat ze kunnen zitten. Het is het ultieme genot van mijn kleinzoon. Uren kan hij in dat bakkie hangen en de wereld vanuit allerlei standen al schommelend opnemen. Een gelukzalige glimlach op zijn snoetje. Hoe eenvoudig en mooi kan het leven toch zijn als je nog zo jong bent.
Eenmaal buiten hobbelde hij op zijn korte beentjes als een speer dwars over het speeltuinterrein heen naar de schommel. Ik huppelde, zover een vrouw van bijna 65 jaar nog huppelen kan, gedwee achter hem aan.
Halverwege de speeltuin werd ik tegengehouden door twee knaapjes op de fiets. Ik schat in dat de mannetjes hooguit acht à negen jaar waren. “Mevrouw, mevrouw gaat u eens opzij want ik heb een cobra in mijn hand en u staat in de weg”. Het duurde even voordat het tot mij doordrong.
Een kind van pakweg acht jaar op een fietsje met spaaklampjes vroeg mij om opzij te gaan omdat hij vuurwerk de speeltuin in wilde gooien. Nu heb ik helemaal niets met vuurwerk, ik ben er zelfs doodsbang voor. Mijn nieuwjaar bestaat uit hooguit een sterretje opsteken en verder blijf ik op hele grote afstand van elke knal en lichtbom uit de buurt.
Dat cobravuurwerk volgens explosievenexperts gelijk staat aan een handgranaat - weet ik sinds dit weekend - omdat ik het heb gegoogled. Ik deed dat omdat de berichtgevingen het hele weekend bol stond van de meer dan verwerpelijke rellen in Rotterdam en vele andere steden en het vuurwerk dat daarbij door snotneuzen van soms niet ouder dan 12 jaar werd gebruikt vaak benoemd werd als cobra vuurwerk.
Het ventje zag mijn ongeloof en ontsteltenis van mijn gezicht afdruipen en verontschuldigde zich direct “Het is geen cobra hoor mevrouw maar een rotje wat ik van de grond heb opgeraapt.” Hij opende zijn handje en ik zag daar inderdaad een verfrommeld reststukje van een eerder afgeschoten rood rotje in zijn handpalm liggen. Zonder verder iets te zeggen draaide hij zich lachend om en fietste hard weg met in zijn kielzog zijn vriendje meezuigend.
Mijn kleinzoon stond ondertussen al bij de schommel te jengelen om mij duidelijk te maken dat ik moest opschieten. Hij wilde schommelen en het stoorde hem ontzettend dat zijn oma als genageld aan de grond daar maar stond. Ik kreeg geen tijd om er verder over na te denken en ik liep naar de schommel. Ik tilde mijn kleine mannetje van 1,5 jaar op, drukte hem stevig tegen mij aan, kuste hem op zijn kruin en terwijl ik hem in de schommel zette fluisterde ik hem toe ‘lieverd waag het niet om de komende 30 jaar om ook maar iets anders te willen dan schommelen.’