Folders

Driejarige brugklas, oude wijn in nieuwe zakken?

24 January 2020, 12:35 uur
Columns
mainImage

Deze week kwam een werkgroep onder leiding van Paul Rosenmöller met het idee de brugklas op te rekken tot drie jaar om zo de school- en beroepskeuze uit te stellen. Kinderen zijn er na de basisschool vaak nog niet aan toe om een verantwoorde keuze te maken, zo is door deze commissie vastgesteld.

Waar hebben we dat eerder gehoord? Uitstel van school- en beroepskeuze lijkt weer als een wondermiddel te moeten gaan werken. Toen ik dit voorstel hoorde moest ik onmiddellijk denken aan de middenschool.

De middenschool, dat moest het toen in de jaren ’60 en ’70 helemaal worden. Het betrof een nieuwe experimentele onderwijsvorm voorafgaand aan het verder wel uitgesplitste voortgezet onderwijs. Deze vorm had tot doel het standenonderwijs te doorbreken. Leerlingen doorliepen in de eerste drie jaar hetzelfde onderwijsprogramma, los van hun achtergrond of capaciteit. De middenschool werd ingevoerd door onderwijsminister Jos van Kemenade, maar is nooit echt van de grond gekomen. 

De theoretisch georiënteerde jeugd liep vertraging op, verveelde zich en raakte vaak gedemotiveerd. De praktisch gerichte jongeren werden belast met allerlei theorie waar ze totaal geen belangstelling voor hadden, wat ze niet konden onthouden en er bovendien in de praktijk van alle dag niets aan bleken te hebben.

Waar is een kind aan toe?

In het onderwijs wordt er, als het goed is, altijd gezocht naar een kindgerichte vorm en inrichting van de lespraktijk.

Waar is het kind aan toe? In welke fase van de vorming moet wat aangeboden worden? Welke sociale aspecten spelen een rol? Hoe kan het onderwijs zo efficiënt mogelijk ingericht worden?

In het passend basisonderwijs van nu wordt geconstateerd dat bij grotere groepen het ondoenlijk is ieder kind met een beperking voldoende tot zijn recht te laten komen. Alleen uitgebreide ondersteuning kan deze tekortkoming opvangen. Meer handen in de groep, maar die handen en de vereiste specialismen zijn er vaak niet. Dat geldt in wezen voor het totale onderwijs.

En dan nu deze move?

Is het niet het beste om min of meer gelijk gestemde en gelijk getalenteerde kinderen bij elkaar te zetten en daar je onderricht op te richten. Een grote opbrengst met de beperkte middelen die het onderwijs nu eenmaal ten dienste staan, is naar mijn idee het resultaat.

De inrichting van het voortgezet onderwijs doet in het huidige bestel redelijk recht aan de diversiteit van de leerlingen. Betere inrichting op de kwaliteiten van de leerlingen is prima, maar ga dan uit van een drie richtingen beleid.

Je hebt puur praktisch gerichte leerlingen die heel graag praktisch gericht gevormd willen worden. Denk hierbij aan de oude ambachtschool. De roep om vakmensen is daarbij groot.

Je hebt puur theoretisch gerichte leerlingen. Ze zijn gebaat bij een breed opgezette avo-vorm.

Dan heb je ook nog kinderen met een minder duidelijke voorkeur. Zij zouden dan gebaat zijn bij een gemengd pakket.

Beroepskeuze kan vervolgens vanuit die driedelige basis plaatsvinden.

Als je het voortgezet onderwijs zo inricht doe je recht aan alle kinderen en  maak je niet dezelfde fout als bij de middenschool. De nu voorgestelde constructie is dermate arbeidsintensief dat de misschien wel mooie theorie heel moeilijk om te zetten is in haalbare en werkbare praktijk. Vraag de mensen die met hun poten in de onderwijsklei staan om hun mening. Nu komt een op zich breed samengestelde groep met een theoretische oplossing. We draaien vervolgens in een kringetje rond en blijven dezelfde fouten maken. Niet doen!