Ineens zat ’t toch wat ongemakkelijk op de tribune bij ADO, afgelopen zaterdag tegen Sparta. Niet vanwege de slechte wedstrijdresultaten. Sinds ADO vorig seizoen de competitie opende met een smadelijk verlies thuis tegen Emmen, besef ik willens en wetens te hebben gekozen voor de ‘underdog’. Elk jaar opnieuw dreigt degradatievoetbal. De aanschaf van een seizoenskaart bij ADO staat gelijk aan investeren in pijn. Zie het als een vorm van masochisme, als een les in nederigheid.
Ook de eeuwig bestuurlijke chaos binnen de club brengt mij niet meer van mijn stuk. Vanaf het moment dat ik - zo’n vijftien jaar geleden - nader kennis maakte met de leiding van het bedrijf, ben ik geconfronteerd met blaaskaken met een alcoholprobleem, incapabele zen-boeddhistische zwevers, overmoedige videoverhuurders en uitgerangeerde gokkast-exploitanten als directeur. De aandeelhouders en commissarissen boezemden evenmin veel vertrouwen in. Maar dat maakt allemaal niets uit. Zoals het leven ook gewoon door gaat, wanneer een idioot president van Amerika wordt.
Nee, wat mij zorgen baart op de tribune bij ADO, zijn die lasnaden van de overkapping. Zijn die wel net zo stevig als de stiksels van naamgever Cars Jeans? Of zijn ze net zo zwak als die in het gehavende AZ-stadion? Beide stadions zijn ontworpen door architect Moshé Zwarts. En weliswaar is die niet persoonlijk verantwoordelijk voor de constructie-berekeningen, maar architecten hebben wel de neiging vaak met dezelfde adviesbureaus te werken. De aannemerij is bovendien en wereldje van ons-kent-ons, elkaar wat gunnen en uiteraard van de scherpste prijs. Dus of iets wordt gebouwd door de ene combinatie of de ander, zegt kwalitatief ook niet alles.
Het is daarom bijna noodlot tartend dat AZ onlangs voor twee wedstrijden uitweek naar Den Haag. Uitgerekend naar het stadion dat een soort tweelingbroer is van het misbaksel in Alkmaar. Geen wonder dat AZ zich er meteen thuis voelde. Uitgezonderd dan dat verfoeide kunstgras. Maar is het niet een beetje de Goden verzoeken, als je weet dat zojuist een belangrijk deel van je supporters ternauwernood aan de dood is ontsnapt?
In Alkmaar draait het momenteel vooral om de vraag wie van de - stuk voor stuk failliete - betrokken bedrijven de schuld van het drama krijgt. Of komt het op het conto van die vuige Alkmaarse burgemeester en wethouders die in 2006 een alarmerend rapport van bouw- en brandexpert Ynso Suurenbroek in de onderste la hebben weggemoffeld? Alles onder het motto: ‘Als ’t niet kan zoals ’t moet, dan moet ’t maar zoals ’t kan!’
Want zo zijn de meeste politici wel. Die mogen - net als voetballers - graag scoren. Ze willen uiteraard primair iets voor zichzelf en voor de samenleving doen. Maar ze dromen er ook van met een of ander wapenfeit een beetje van onsterfelijk worden. Nog niet zolang geleden zou elke wethouder in Alkmaar maar wat graag de eer hebben opgeëist het AZ-stadion mogelijk te hebben gemaakt. Maar nu keert iedereen zich ervan af alsof het een Schevenings vreugdevuur op Oudejaarsavond is.
Sloop is de enige optie voor het AZ-stadion, denkt de kritische expert Suurenbroek. Hij haalt dertien jaar na het waarschuwende rapport met volle teugen zijn gelijk; noemt de overkapping van de tribunes in Alkmaar een soort spaghetti-constructie en wijst erop dat nadien ook nog eens 1400 zonnepanelen op het dak zijn geplaatst. Zoals ook de overkappingen van het ADO-stadion op zowel de lange als de korte zijdes vol liggen.
Ik behoor tot het type mens dat in een hotel altijd meteen kijkt waar de brandtrap zich bevindt. In theaters of evenementenhallen zit ik liefst op de kop van een rij en in een vliegtuig kies ik een stoel in de buurt van de nooddeur. Toen mijn jongste zoon in Italië studeerde en een woonruimte op de vijfde verdieping in een middeleeuwse steeg betrok, heb ik een vier centimeter dik touw van twintig meter lang gekocht, zodat hij bij brand via het raam zou kunnen ontkomen.
Dus bij de recente wedstrijd tegen Sparta ben ik zover mogelijk vooraan gaan zitten, lekker dicht op het veld. Dit zijn de rijen waar je zeiknat wordt al het regent. Maar als mijn inschatting juist is, krijg je hier tenminste nèt niet het dak op je kop als de boel naar beneden klapt. En mocht ik het verkeerd hebben ingeschat, dan moet een ferme snoekduik voldoende zijn om niet alsnog te worden verpletterd. Tja, dit zijn andere kopzorgen dan de vraag waarom Elson Hooi geen vaste basisplaats heeft.
Inmiddels wordt stadion Galgenwaard in Utrecht van onder tot boven geïnspecteerd, want ook deze voetbal-arena is van de hand van Moshé Zwarts. Dezelfde architect tekende eveneens voor de renovatie van zowel De Kuip als van Sparta’s Kasteel en de bouw van nog heel veel meer sportlocaties in binnen- en buitenland.
De gemeente Den Haag heeft nu ook maar een extern bureau ingeschakeld om het ADO-stadion nader te laten bekijken. Op één punt heb ik wel vertrouwen dat het goed zit. Het gevaarlijkste en meest belastende moment voor een stadion is namelijk als de massa gaat springen en juichen op het moment dat de thuisploeg scoort. En dat komt in Den Haag niet zo heel veel voor