Zo logisch als wat, het nieuwe Rotterdamse beleid over tegengaan van ongeadresseerd reclamedrukwerk. Dat is ongevraagde post met een aanprijzend karakter; reclame volgens de richtlijnen van de Reclame Code Commissie. Voorheen kon je alleen maar klagen over ongevraagde attenties van bijvoorbeeld makelaars, woonboulevards, bezorgdiensten of gewoon de winkel verderop in de straat. En daar bleef het dan bij.
Maar sinds ruim een jaar is de zogenoemde ‘Opt-in regeling’ van kracht, waar Rotterdammers met een NEE/NEE-sticker, de oude NEE/JA-sticker en ook de onbestickerden op kunnen terugvallen. Als er per heden reclame op de deurmat valt, valt de gang naar de gemeente te maken. Die kan daarna een last onder dwangsom opleggen aan de schuldenaar, met beroep op de afvalstoffenverordening. Slechts de JA/JA-sticker biedt nu ongevraagd toegang aan reclamemakers, aangebracht op zo’n vijftien procent van de Rotterdamse brievenbussen.
Zelf heb ik al eens een bekend kabelexploitant op de bon proberen te slingeren. Niet omdat het de hoofdsponsor van Ajax is, wél om ongeadresseerd reclamedrukwerk. Ongewenst, bij deze jongen.
Toch zit me iets niet lekker. Voor drukwerk van politieke partijen is in het nieuwe gemeentebeleid een uitzondering gemaakt. Terwijl politieke pamfletten onmiskenbaar aanprijzend van aard zijn en de Reclame Code Commissie ze als reclame ziet, mogen ze gewoon bij alle huishoudens worden bezorgd. Ongeadresseerd, ongevraagd, ongewenst? Pech gehad. De Rotterdammers hebben geen poot om op te staan.
Vreemd genoeg is het voor politieke partijen sinds het aangescherpte beleid van de gemeente juist makkelijker geworden om drukwerk bij de Rotterdammers te bezorgen. De afvalstoffenverordening bevat een bijzinnetje dat politieke partijen bij voorbaat vrijpleit van publiekrechtelijk ingrijpen. Dat onze inwoners deze strapats van de wethouder duurzaamheid (Arno Bonte) niet kunnen waarderen, blijkt wel uit cijfers van de gemeente. Slechts vier (!) procent van de Rotterdammers vindt het fijn om politiek reclamedrukwerk te ontvangen. Twee derde van de NEE/NEE-stickeraars vindt het onprettig of zelfs hinderlijk. Interessant: bijna de helft van de JA/JA’ers onder ons vindt dat ook.
De uitgezonderde status van politieke reclame is curieus. Het college van B&W doet aan selectief shoppen door zelf te bepalen welke reclame tóch mag worden bezorgd bij hen die dat niet expliciet kenbaar hebben gemaakt. Die noodzaak tot kenbaar maken is evenwel de grondslag geweest om te komen tot de rol van de gemeente als brievenbusmeester. In andere gevallen is het stadsbestuur wel weer strikt in de leer. Zo werd het verzoek van de Partij voor de Dieren om te komen tot een verbod in de stad op fossiele reclame (voor auto’s, vliegvakanties) afgeraden omdat het nu eenmaal mag. Geen rol weggelegd voor lokale wetgeving, met andere woorden.
Sinds invoering van de Opt-in regeling zijn er al best wat meldingen bij de gemeente binnengekomen over reclame van politieke partijen. Er zal heus wel wat wrok bij de melders zitten, iets over politieke voorkeuren of zo. Mij gaat het daar niet om. Zo vond ik de bij mij bezorgde PvdA-bingokaart van begin dit jaar, mét stemoproep, best aardig bedacht. En de Leefbaarkrant van – wat zou het zijn? – 2015 ligt nog steeds in de leesmand.
Het gaat mij om drie dingen. De uitzondering voor politieke reclame is anti-reclame voor consequent beleid. Ik kan niet tegen willekeur. Daarnaast bewijst de politiek zichzelf een slechte dienst door het eigen progressieve val-me-niet-lastig-met-reclamebeleid te omzeilen. Anti-reclame voor de politiek, met andere woorden. Tot slot ga ik terug naar de reden waarom we toestemming tot het bezorgen van ongeadresseerd drukwerk überhaupt hebben ingevoerd. Dat is om onze milieu- en klimaatimpact te verkleinen. En hierbij geldt dat alle beetjes helpen.
Overbodig drukwerk moet de wereld uit, óók van politieke partijen. Als verkiezingsflyers de komende maanden per ommegaande bij het oud papier belanden, is dat anti-reclame voor duurzaamheid.