Rotterdam gaat werken aan biodiversiteit. Een novum. In onze soms toch wat grijzige werkstad was er eigenlijk nooit aandacht voor de rijkdom aan planten-, bloemen- en boomsoorten. Om over de dieren in onze stad nog maar te zwijgen. Integendeel, die zitten het college in de weg voor al haar bouwplannen.
Nog altijd wordt wettelijke bescherming van de dieren opzij gezet om het bouwen, bouwen, bouwen ongestoord door te kunnen laten gaan, door gebruikmaking van ontheffingen op de Wet natuurbescherming. En het autootje van al die nieuwe Rotterdammers moet natuurlijk wel voor de deur kunnen staan. Tja, prioriteiten.
Maar er is hoop! Wethouder Bert Wijbenga (dierenwelzijn, buitenruimte) heeft het licht gezien. “Zonder biodiversiteit geen leven”, schrijft hij in het voorwoord van de Uitvoeringsagenda biodiversiteit die komende donderdag wordt besproken in de Rotterdamse gemeenteraad. Fijn om te weten.
Schokkend, ook. Letterlijk bezien is onze stad namelijk feitelijk hersendood.
Wat blijkt? In de jaarlijkse Nationale Monitor Duurzame Gemeenten van onderzoeksinstituut Telos scoort onze stad bedroevend. Eindigden we zowat traditioneel steevast laatste in de categorie ‘ecologisch kapitaal’, vorig jaar schoven we slechts twee plaatsjes op in de ranglijst. Dan sta je dus nog steeds dieprood in de degradatiezone. Op bodemkwaliteit, water, lucht, natuur en landschap presteren we ver ondermaats. Ter vergelijking: op economisch kapitaal staat Rotterdam in de Telos-monitor hoog in het linkerrijtje. Prioriteiten.
Hoog tijd om wat te gaan doen. Hopelijk is het biodiversiteitsoffensief van het Rotterdamse stadsbestuur niet alleen een papieren tijger, maar laat ze haar tanden zien aan de stad. Dat betekent dat we niet alleen vaker rekening gaan houden met soortenrijkdom, maar ook weleens stop moeten zeggen tegen economische groei.
De verslaving van politieke partijen aan koopkrachtplaatjes – om zo kiezers te verleiden, zeg – houdt in stand dat natuurwaarden bijna altijd het onderspit delven. Veel hoop heb ik niet dat we de mythe van oneindige economische voorspoed overboord gooien. Daarvoor zijn de belangen van de bedrijven te groot. Én het belang van de oude politiek om het idee te koesteren dat de dikte van je portemonnee iets zegt over hoe rijk je bent.
Ik geloof oprecht dat wethouder Wijbenga een meer biodiverse stad wil. Ik geloof ook dat hij de ‘Economy First’-retoriek niet wil of kan loslaten, al is het maar vanwege beroepsdeformatie. Hij is nu eenmaal een VVD’er, zeg ik overigens met een lichte knipoog.
Laten we het de wethouder daarom makkelijk maken en hem ideeën voorschotelen waar ‘ie beslist geen nee tegen kan zeggen. Begin klein, denk groot. Met ecologisch maaibeleid doe je wat goeds voor insecten, bijen en vlinders. Met meer fruitbomen in de stad krijg je die ook nog eens cadeau. Wijs plekken aan in de stad waar de natuur mag floreren. Zo wordt en passant invulling gegeven aan de coalitiebelofte dat in hoogwaardig groen niet gebouwd mag worden. En geef een korting aan gebiedsontwikkelaars als zij niet alles gaan betegelen en de stadsnatuur haar gang laat gaan. Woekerprijzen, dus, voor hen waar het groen voor de ogen wordt.
Want alle kleine beestjes helpen.
Folders
Alle kleine beestjes helpen
4 April 2021, 12:21 uur
Columns