Vertel me, wat moet je als gemeente doen bij fout rijksbeleid? Wat als je jouw eigen burgers moet opzadelen met verkeerde beslissingen van hogerhand?
Die gedachte kwam onlangs bij me op. Maar niet voor het eerst. Zo hebben we sinds 2015 de Participatiewet; dwingende regelgeving met allemaal moetjes voor Rotterdamse bijstandsuitkeringsgerechtigden. Moetjes, en nietjes. De gemeente Rotterdam heeft al zeven jaar een lokale Participatieverordening die alle ge- en verboden uit landelijke wetgeving doorlegt naar Rotterdammers die in aanmerking komen voor bijstand.
En dat knelt. Door publieke verontwaardiging over een zaak in de gemeente Wijdemeren (een persoon waarvan bijstand werd teruggevorderd door ontvangen ‘inkomsten’: boodschappen van haar moeder) zijn gemeenten gaan nadenken. Onlangs hebben grote gemeenten als Utrecht, Amsterdam, Eindhoven en Tilburg beleid gemaakt dat botst of op z’n minst schuurt met de Participatiewet. Lokale experimenten komen er grofweg op neer dat burgers meer vrijheden krijgen in het ontvangen van bijstand.
Haagse bewindslieden, die uitkeringsgerechtigden nooit zelf in de ogen hoeven te kijken, vinden die recalcitrante houding vanuit gemeenteland maar niks. Toen ze in 2015 de bijstand over de schutting van gemeenten gooiden, voelden ze mogelijk al nattigheid. Vandaar het haakje in de wet waarmee de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid experimenterende gemeenten kan corrigeren. Een aanwijzing heet dat, in jargon.
Nou, met zo’n eufemisme vraag je er ook om. In Rotterdam, bijvoorbeeld. Kwetsbare jongeren hoeven niet eerst vier weken naar werk te zoeken voordat ze een uitkering krijgen, in tegenstelling tot wat de minister wil. Die zoekperiode schaadt juist de participatie van onze jongeren, vinden we hier. Het Rotterdamse college van B&W is zich bewust van haar rebellie. “Het niet toepassen van de zoekperiode is niet conform de wetgeving”, laat ze de stad weten.
Zo dan. Goed hoor.
Precedent, ook, voor een andere discussie maar met dezelfde patstelling tussen assertief handelen en de strakke hand van de staat. In Charlois wordt al sinds de jaren tachtig olie gewonnen en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) vond het wel een strak plan om, middenin de klimaatcrisis, de productie tot aan 2050 wat op te krikken. Gelukkig vond iedereen met een gezond verstand van niet. Op voorspraak van de gemeenteraad gaat de klimaatwethouder zich er nu negatief over uitspreken.
Maar ja, de vergunningverlener is het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. En heeft in principe al ingestemd met het verzoek van de NAM, dus terinzagelegging van de stukken is puur voor de vorm. Dit terwijl wij in het Rotterdamse met het bestemmingsplan een heel concreet handvat hebben om de juridische grondslag onder de Charloisse oliewinning weg te slaan. Want die maakt van klimaatdestructie nu gewoon gemeentepolitiek. De gemeenteraad kan met één pennenstreek door de bestemming ‘gas- en aardolie exploratie en -exploitatie met de bijbehorende be- en verwerking’, zoals een van de twee NAM-stations aan de Nijmegenstraat aan de Waalhaven betaamt te functioneren.
Aan jaknikkers heb je niets. Waarom aan de zijlijn jammeren als je kunt laten zien dat het menens is, door oliewinning letterlijk van de kaart te vegen? Toen de Rotterdamse Partij voor de Dieren dit idee opperde, werd door B&W de landelijke overheid naar voren geschoven als belangrijkste sta-in-de-weg. Want almachtig, in de hiërarchie van staatsinrichting. Het kán niet, was de moraal van het verhaal.
De gemeente verleent bijstand aan mensen in de bijstand als de rijksoverheid niet thuis geeft. Helaas is de bravoure van diezelfde gemeente in het klimaatbeleid nu nog ver te zoeken. Het huis staat in de fik, maar onze brandblussers zitten in Den Haag. Die staan erbij en kijken ernaar. Dat het vijf voor twaalf is met de planeet, lijkt ze te weinig te deren.
Ons ook, of toch niet?